Jaarwerk

In de 8e klas (2e middelbaar) krijg je als opdracht een jaarwerk te maken.
Mijn papa kocht in september een 2PK om te restaureren en vroeg aan ons (de kinderen) of we hem hiermee zouden helpen.
Ik dacht dat het wel eens leuk zou zijn om te zien hoe de mechanica in elkaar zit en hoe een auto werkt. Het is niet iets dat je altijd ziet. Ik zou bv. kunnen weten wat ik later zou moeten doen als ik een probleem heb met een motor. En daarom heb ik ervoor gekozen om dit te doen als jaarwerk.

In september kochten we een 2CV6 Spécial van januari 1983.
We kochten een te restaureren model omdat een goed exemplaar minstens €5000 kost. Onze kennis van mechanica is beperkt maar we vinden alle info op internet of in boeken en alle wisselstukken vinden we nog te koop. Ook kochten we al een boek over het restaureren van een 2PK.


voor poetsbeurt

voor poetsbeurt

na poetsbeurt

na poetsbeurt

woensdag 9 mei 2012

Een vleugje geschiedenis.

Na de dood van André Citroën besloot de autofabrikant Citroën in 1935 een kleine auto te ontwikkelen die geschikt diende te zijn voor het Franse platteland namelijk de TPV, oftewel Toute Petite Voiture.
Pierre-Jules Boulanger omschreef het doel als 'een paraplu op vier wielen'. Op basis van marktonderzoek werd besloten dat het een voertuig moest worden dat twee boeren met 50 kilogram aardappelen kon vervoeren of een vat met 50 liter wijn. Ook gaat het verhaal dat het de mogelijkheid moest bieden om een schaap in de auto mee te nemen. De auto moest hierbij zo comfortabel zijn dat eieren in een mand niet zouden breken wanneer de auto over een stuk omgeploegd land zou rijden. Overige eisen waren dat de auto vooral zuinig, betrouwbaar, goedkoop en eenvoudig te bedienen moest zijn: een boerin moest ermee naar de markt kunnen rijden. Ook moest de boer, met zijn zondagse hoed op, er in passen zodat hij per auto naar de kerk kon. Het uiterlijk van de wagen werd niet belangrijk geacht.
 Na de oorlog, en na nog een grondige verandering van het oorspronkelijke ontwerp, werd de auto op 23 maart 1948 aan pers en publiek voorgesteld. Een journalist zou het wagentje het lelijke eendje hebben genoemd en deze benaming is in Nederland een geuzennaam geworden.
De 2CV werd in het begin van de productie voornamelijk aan boeren (primaire doelgroep), zorgverleners als huisartsen en bekende Franse kunstenaars (gratis reclame) geleverd. De Franse plattelanders waren direct enthousiast, wat de wachttijd liet oplopen tot drie jaar.
 Tegenwoordig is de eend populair als tweede auto.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten